- Gepubliceerd: 01 mei 2023 01 mei 2023
- Hits: 412 412
Ben je die grote loebassen wel eens tegengekomen die in hun harige, zwarte of bruine duffelcoats iedereen die voorbijkomt gezapig aanstaren? Knuffelkoeien lijken het wel, want door hun lange golvende haren hebben ze een grote aaibaarheidsfactor. Ze aaien doe je echter beter niet, want ook al zijn ze van de goedaardige soort, een rondrennende, blaffende hond brengt al gauw de ganse kudde van streek. Om maar van de moeders te zwijgen, die als een euh... koe hun jongen verdedigen. Je riskeert letterlijk een stamp onder je gat omdat je je hond niet aan de leiband hield.
We hebben het natuurlijk over de Schotse Galloway-runderen die tegenwoordig menig natuurgebied in Europa bevolken.
Ook in de Molenbeekvallei in Vremde kun je ze tegenkomen, ergens tussen maart en november. Van zodra er in de lente voldoende eten voor ze te vinden is in de graslanden, komen ze naar het natuurreservaat. In de warme zomers zoeken ze de koelte van het bos op, wat voor koddige taferelen zorgt. Om dan in het najaar terug te keren naar de stallen van Natuurpunt in Mechelen, want dan wordt het hen hier te nat onder de voeten.
Maar waarom geen doordeweekse, Vlaamse melkkoe?
Maar waarom halen we runderen helemaal uit Schotland om ze hier in België te laten grazen in onze natuurgebieden?
Wel, deze indrukwekkende Kelten hebben een aantal eigenschappen waardoor ze geschikt zijn om in te zetten voor natuurbeheer.
- De Galloways stammen af van vee dat sinds de Keltische tijd gehouden wordt in de Schotse Hooglanden. Hun dikke vacht houdt ze warm en droog in het soms barre klimaat dat daar heerst. Ze zijn ook beter bestand tegen allerlei ziekten. Deze donzige reuzen zijn het buitenleven dus gewoon en vragen weinig zorgen.
- Ze hebben geen hulp nodig om hun kalfjes ter wereld te brengen. In de Molenbeekvallei hadden we zo al een paar vertederende verrassingen. In oktober 2021 bijvoorbeeld werd er onopgemerkt een kalfje geboren. In november 2022 werden er zelfs twee nieuwe kalfjes ‘ontdekt’ door leden van het beheerteam. De koeien hoeven ook niet gemolken te worden.
- Bovendien houden ze van een gevarieerd menu: ze eten grassen, bramen en takken van de bomen. Zo ‘snoeien’ ze voor ons bomen en struiken. Ze smullen ook van de wilgentwijgen die achterblijven na het knotten. Wist je dat wilgenschors naast vitamine C, ook salicylzuur bevat? Dat hoor je in de wetenschappelijke benaming van de wilg: Salix. Sabbelen op een stukje wilgenbast kan dus je hoofd- en tandpijn verlichten. Maar daar maken de Galloways zich weinig zorgen over.
Door hun kieskeurige manier van eten bevorderen ze bovendien de groei van kruiden tussen het gras, waardoor meer soortenrijke graslanden ontstaan. - Bijvoederen is ook niet nodig zolang ze voldoende ruimte krijgen. De ‘begrazingsdruk’ (lees: aantal koeien per hectare) wordt bewust laag gehouden, zodat ze in de zomer voldoende vetreserve kunnen opdoen om de winter door te komen. Als je ze voedert, zullen de runderen minder zelfredzaam worden en zullen ze bezoekers lastig beginnen te vallen door in hun zakken te komen snuffelen naar meer. Geef ze dus nooit te eten, want ze eten hun buikje zelfstandig wel rond.
Maar wat hebben deze wollige verschijningen nu met goed natuurbeheer te maken?
Daarvoor moeten we een heel eind terug in de tijd.
Al van oudsher zijn onze landschappen bevolkt met grote grazers, zoals oerrund, edelhert, wisent, wild paard en ree. De oeros, Europa’s oorspronkelijke wilde rundersoort, migreerde in grote kuddes over gans het continent en speelde ooit een cruciale rol voor de biodiversiteit. Hij maakte deel uit van rijke natuurlijke landschappen en creëerde de ideale omstandigheden voor vele planten- en diersoorten. De mens bejoeg de hoeksteensoort van veel Europese ecosystemen intensief, waardoor de soort in 1627 uitstierf.
Ook nu nog is een groot deel van onze flora en fauna gebonden aan de mooie open en halfopen landschappen die deze knullige kunstenaars mee creëerden.
- Door begrazing ontstaat er namelijk een afwisselende, structuurrijke begroeiing, die varieert van laag tot hoog en van open tot gesloten. Al die verschillende hoekjes en kantjes in de natuur herbergen een grote soortenrijkdom. Zonder de aanwezigheid van grote grazers zouden deze gebieden dichtgroeien met bomen en struiken, waardoor heel wat van die soorten zouden verdwijnen.
- Je zou het misschien niet vermoeden, maar ook de mest die deze onverstoorbare herkauwers droppen, draagt bij aan de biodiversiteit. Niet iedereen is dus vies van een verse koeienvlaai!
- De ‘gezonde’ uitwerpselen van dieren die vrij in de natuur leven (en niet vol ontwormingsmiddelen zitten), zijn een bron van leven voor schimmels, wormen en slakken. Allerlei insecten, zoals – je raadt het nooit – de strontvlieg, leggen er hun eitjes in. Daar komen dan weer weidevogels op af, zoals scholekster en kievit, die al deze kleine krioelende en vliegende proteïnesnacks wel kunnen smaken.
- In zo’n koeienvlaai zitten ook heel wat onverteerde zaden. Mestkevers verspreiden die in de wijde omgeving. Kleine bodemdiertjes verteren de mest verder en mengen ze met de grond. Zo ontstaat er een lappendeken van meer en minder voedselrijke plekken in de wei, wat voor een grote variatie aan bloeiende planten zorgt.
Het lijkt wel of we het over koetjes en kalfjes hebben, maar de Galloways verrichten dus – op geheel eigen wijze – heel belangrijk werk voor onze natuur.
En het resultaat mag er zijn: in de lente kun je genieten van een explosie aan kleuren op de natte graslanden in de Molenbeekvallei.
Kom gerust eens kijken naar deze ijverige, vierpotige natuurbeheerders.
Zonder hond mag je het begrazingsblok binnen langs de klapdeurtjes.
Behoud wel steeds een veilige afstand, ze zijn tenslotte een beetje ‘wild’.
Tekst: Anja Wijffels